De mens die leeft in oorlog en geweld,
voortdurend in een vortex van gevaar,
is hij zich van Gods liefde nog gewaar,
als naasten voor hem worden neergeveld ?

Hoe is het met zijn innerlijk gesteld,
is hij God trouw, die zegt: "Hebt lief elkaar",
blijft hij vertrouwen of is 't kwaad reeds daar,
raakt zijn geloof in Liefde niet bekneld ?

Het duister zaait zo graag zijn kwade zaden,
elk mens'lijk mìsmaaksel  -wat oorlog is-
moet God herscheppen; àlle mensendaden

zijn voor Zijn schepping van betekenis.
Door beden allen in Gods licht te baden,
verlicht men mèt Hem hen in duisternis.