Vandaag heb ik een hoed gekocht
bij de kringloop in de stad.
Manlief heeft hem uitgezocht,
we lopen naar het zebrapad.

De auto’s blijven netjes wachten,
we worden hier en daar gegroet.
’t Is of ze ons heel hoog achten,
komt dat nu allemaal door die hoed?

We worden vorstelijk benaderd,
“mevrouw, meneer, wat kan ik voor u doen?”
Een keurige man knikt en buigt waardig,
ik waan me in de tijd van toen.

‘k word geholpen in mijn jas,
deuren gaan voor me open,
men draagt voor mij de grote tas,
vraagt; “zal ik met u meelopen?”

Ik heb de hele dag genoten
van de aankoop van die hoed.
Dat die maar 50 eurocent kostte
vervult me met een opgelicht gemoed.


Uit: "Granaatjes met een gouden slot" (2013)