Hij was een
ventje van zeven,
had een eigen
tuintje gekregen.
 
De zaadjes zaaide
hij in de grond,
en dacht dat er de
volgende dag iets stond.
 
De ochtend daarna
is hij vroeg opgestaan,
en op blote voetjes
naar zijn tuintje gegaan.
 
De tranen sprongen
het ventje in zijn ogen,
er was nog niets en
dat kon hij niet geloven.