Als de dood
het lichaam heeft ontbonden
verbindt
het door verlatingsangst
getroffen kind
de namen van haar ouders
onomwonden.

Omringd
door wat er van hen over is,
de fel begeerde schilderijen,
beschrijft het kind
met ingetogen droefenis
de pennenvruchten
die haar moeder lijkt te breien.

De kluwen
van de uitgetrokken
rozerode panden
ontwindt zich tot
een mantel
in haar koesterende handen.


Geschreven n.a.v.
het gelijknamige boek van Chaja Polak.