Met frisse regelmaat, huppelde er een stokoude man door mijn straat.
Bij de eerste aanblik, zag hij er zo levenslustig uit.
Vroeg me soms af, droeg hij een plooibaar clowngewaad?

Kwam ik maar eens met hem aan de praat.
Waarom durfde ik nu niet, was anders zo'n flapuit.
Met frisse regelmaat, huppelde er een stokoude man door mijn straat.

Ik begon hem gewoon te zien als mijn geheime kameraad.
Doch hij keek niet op, toen ik speels klopte op de ruit.
Vroeg me soms af, droeg hij een plooibaar clowngewaad?

Drukte mijn neus steviger tegen het vensterglas, metterdaad.
Waarschijnlijk kreeg hij door het harde leven een olifantenhuid.
Met frisse regelmaat, huppelde er een stokoude man door mijn straat.

Ik opende het raam, wuifde en moest me laten horen, vroeg of laat.
En toch hoorde de man me niet, al echode ik nog zo luid.
Vroeg me soms af, droeg hij een plooibaar clowngewaad?

Mijn goede voornemens alleen, daar is niemand mee gebaat.
Ik huiverde, bij een mij bekend gelaat in de krant, zijn levensliedje was uit.
Met frisse regelmaat, huppelde er een stokoude man door mijn straat.
Vroeg me soms af, droeg hij een plooibaar clowngewaad?

2020.