Blij ben ik, dat jij
in mijn leven bent.
Zo maar ineens
ben jij mijn leven
ingevlogen alsof
de wind jou als een
frêle vlinder mijn
kant uit blies.
 
Ons leven was nog
in een prille lente.
Bladeren waren nog
in knop aan onze 
levensbomen en
het jonge gras
was nog niet gemaaid.
Toch kwam er nieuw leven.
 
Nu ben jij al jarenlang
de moeder van dit leven.
De lente is overgegaan
in een mooie zomer,
waar de knoppen
van onze levensbomen
nu mooie bladeren hebben,
waar de vlinder op uitrust.
 
Verderop vliegen duizend vlinders.
Zij vliegen onze toekomst in
maar die ene vlinder, die
mooie levensvlinder, wijkt
niet van onze zijde en zacht
kus ik jouw vlinderzachte lippen,
een moment om nooit te vergeten.