Een heel klein nachtegaaltje
lag piepend in mijn gras
Hij was uit het nest gevallen
wist niet meer waar hij was
 
Zijn moeder en zijn vader
hadden ‘t niet meer van angst
Want o wee, een boze kater
dacht: dit is een goeie vangst
 
Gelukkig zag ik ‘t gebeuren
en joeg die boze kater weg
ik zei: heb je soms honger
doe dan wat ik tegen je zeg
 
Ga het thuis maar halen
en laat die vogel met rust
Ik denk trouwens dat jij
zo’n vogeltje niet eens lust
 
Toen de kater was vertrokken
bracht ik het vogeltje thuis
in het nest van pa en moe
en verdween zelf ook in huis