Loom ligt de zwarte akker te wachten,
vochtig dampend of met verkruimelde gloed,
op kleine groene spitsen vol levensmoed,
welke zullen groeien door zijn kracht.

Broedende korrels en kluiten trachten
het graan onder hen te wenken tot spoed.
De goede grond koestert als moederbloed,
maar blijft kaal, kan slechts jammerlijk smachten.

Hetgeen de aarde binnen zich bewaart
zijn kromme tarwewortels, geweldig lang,
door elkaar gekronkeld: een koboldbaard!

Het ontkiemde zaaisel heeft sterke vraagdrang,
krult zoekend in duister, dat hem bezwaart,
komt niet op, ondanks warme zonnezang...