Kleurig zweeft een zeepbel door de lucht
een kind heeft daar vreselijk zijn best op gedaan.
In vervoering zie ik verderop een kind
naar de kleuren kijken en klappen in de handjes.
 
Een zuchtje wind blaast de zeepbel zachtjes terug
de kleuren draaien weer naar het kind toe,
als de kleurenbel het kind bereikt,
spat het uit elkaar en valt nat naar benee.
 
Het kind kijkt boos naar de lucht, de bel moest niet terug
neen, deze zeepbel was voor de wereld bedoeld.
Het kind had zo zijn eigen wereld geschapen,
een wereld met veel kleuren en geluk er in.