Eens was mijn bestaan zo gewoon,
zo onderdeel van je dagelijks leven.
Ik was er, droeg je, had je lief,
heb je mijn hart en mijn tijd gegeven.
Ooit lag de toekomst ver in het verschiet;
Nu ik verleden ben, vraag ik je:
vergeet mij niet.

Eens kende mijn leven een vast patroon
van vallen en opstaan, leven ontdekken.
Ik groeide, bloeide, bemoeide, vermoeide,
ik vond je, schond je, hervond je op meerdere plekken.
Ooit waren jij en ik elkaars favoriet.
Nu ik verleden ben, vraag ik je:
vergeet me niet.

Eens was ik er, mens tussen andere mensen,
een kind dat volwassen werd, ouder.
Sterk, tot het niet meer wilde; ik trilde
van onmacht, verdriet, je arm om mijn schouder.
Je was er, bezocht me tot het leven me verliet.
Nu ik verleden ben, vraag ik je:
vergeet mij niet.


KvH, 19 juli 2022
Gebruikt bij een herdenking in een verpleeghuis