De wereld was maar even vrij van zonden,
tot satan zijn momentum had gevonden.
In’t paradijs, dat de aarde toen nog was.
Onschuldig, schoon, zo groen als gras.

Eeuwenlang reeds baart hij leugens en bedrog.
Trekt schepselen mee in ‘t duister zog,
naar de diepten van de hel.
Onderwerpt ze aan zijn duivelse bestel.

Daar misvormt hij zielen tot tirannen,
die zich voor zijn strijdkar laten spannen,
en die, gevoed door moordlust en vernietigingsdrang,
heerszuchtig op weg zijn naar hun eigen ondergang.

Alle eeuwen door gedijt dat kwaad.
Vaak door de macht van ene psychopaat.
Met miljoenen doden door de geschiedenis.
Een stroom van bloed die niet te stoppen is.

Oh Heer God, hoeveel langer moet dit doorgaan?
Wanneer komt het bloedvergieten toch tot staan?
Die onophoudelijke strijd
tussen mensen, wereldwijd?

Wanneer zult U, Heer, die strijd beslechten,
uitgevoerd door satansknechten.
De eeuw’ge dood is aan ’t kruis, goddank, tenietgedaan,
maar zoete wraak van ’t kwaad is losgegaan.

Uw koninkrijk is toch nabij?
Het absolute einde van de razernij!