Ze treedt uit de schaduw van de tijd
en hoort woorden, die ze niet wil verstaan.

Ze treedt uit de schaduw van de tijd
en ziet beelden, waaraan ze voorbij wil gaan.

Ze treedt uit de schaduw van de tijd
en  herinnert zich een leven dat ze wil vergeten.

Met welke maat zal ze meten voortaan
wanneer de tijd verglijdt
en ze haar toelaat in haar dagelijks bestaan?

Is ze haar gegeven
om te kunnen overleven
of zal ze haar verteren
en haar herinnering onteren?

G'd weet wat waarheid is
en kent haar hunkering - haar gemis
dat ze naar oude kerkers heeft verbannen:

Diep gekoesterde plannen,
verworden tot dor gras
en in laaiend vuur verbrand.

Haar rest slechts een hoopje as
Ze houdt het in haar hand
als herinnering aan een werkelijkheid
waarin steeds opnieuw de tijd verglijdt.