Steunende handen
onder zijn hoofd
ogen die branden
verward en verdoofd
 
Verbeten mond
heeft Hem gekust
voelt nu geen grond
en ook geen rust
 
Dienend het beest
schijnheilig geweest
en vastberaden
de Liefde verraden
 
Schuldig branden
dertig in getal
in zijn handen
't werd zijn val
 
Berouw gekomen
't zilver gegooid
zijn leven ontnomen
arm en berooid
 
'k Zal hem niet verraden
altijd met Hem gaan
zijn Naam niet schaden
stil...luister....
't gekraai van de haan.

(Matheus 27:1-10)