Veertig dagen zijn er nog te gaan,
een zware tocht ligt in ’t verschiet
van eenzaamheid en smartelijk verdriet,
waarom wordt hem dit aangedaan?

Palmtakken wuifden overal:
“Hosanna voor de grote koning,
die is en was en komen zal,
hij sticht hier onder óns zijn woning”.

Maar onverwacht werd palmtak vlammend zwaard,
een kille kus werd voor het laatst bewaard,
de grote tocht bleek schijnvertoning:
- weg met die vals gekroonde koning!

Met speer en stok werd hij gevangen,
als offerdier afwachtend tot de wrede slacht,
belasterd en bespuwd, verloochend en veracht,
alleen gelaten en door dodelijke angst bevangen.

Een wrede marteling van hoon en spot
heeft hij in stille lijdzaamheid gedragen,
getekend door de striemen van een vals komplot,
verzwakt, verminkt, ten dode toe geslagen.

Die tere zwakheid bleek zijn onverwachte macht,
een laatste schreeuw gaf nieuwe levenskracht,
zelfs rotsen spleten open met intens geweld,
de sluwe satan hád hem niet geveld.

Op Golgotha, verdronken in de nacht,
klonk krachtig en verstild: “Het is volbracht!”.
Géén dader ben ik nog, geen stiekeme verrader,
opnieuw mag ik hem noemen :“Mijn Heer, mijn God, mijn Vader!”.

Niek van der Hoest.


27 maart 2006