Nooit denk ik zonder zuchten
aan die langste dag
hoe in de kleine, zo benauwde kamer
wij afscheid van mijn moeder namen
de aardse tent al afgebroken was
 
nu zoveel jaren later
mijn schoonmoeder zucht,
benauwd in de te grote kamer,
de langste dag weer nadert
richt ik mijn ogen naar de lucht
 
zie voor me wat er overblijft,
de dorre plekken in het groene gras
onder de afgebroken tenten
die in drie dagen zich naar boven wenden,
de tijd dat Jezus in de groeve lag
 
Voorbode
van de Grote Zomer.
 
Bij 2 Korintiërs 5 vers 1 tot 10.