Het kwaad heeft de mensheid in zijn klauwen
En pleegt moord op haar vertrouwen.
Sticht verwarring en onzekerheid.
Zijn doel is chaos en rampzaligheid.

Verderf is eeuwenlang zijn streven,
En staat elk schepsel naar het leven.
Op onze ondergang heeft hij 't gemunt,
Maar de zege is hem niet vergund.

Want op de laatste dag der dagen,
Wordt zijn heerschappij verslagen.
Zijn duisternis zal wijken voor het Licht,
Eeuwig stralend van Gods aangezicht.

Het Rijk der Zaligheid is dan gekomen.
Een Hemel en een Aarde onzer dromen.
Koning Jezus heeft daar plaats bereid
Voor allen die Hem zijn toegewijd.

Zie thans het somb're heden in 't gezicht,
Maar houd het oog op Hem gericht.
Eenmaal staat Hij in ons midden,
Zal al het schepsel Hèm aanbidden.