Wat mij zo treft in uw bestaan,
wat u als vorstin heeft gedaan,
die moeder van een volk bij nood,
waarbij u velen troost dan bood.
 
Uw waardigheid beaamt,
zoals een koningin betaamt,
uw staat van dienst, standvastigheid,
sterk in geloof door alle tijd.
 
U spreekt van hoop in bange dagen
en van geloof, om ’t nu te dragen,
van liefde die de pijn verzacht,
getuigt van innerlijke kracht.
 
Ik bid, dat God met u mag gaan
en altijd aan uw zij mag staan,
u koningin van Nederland,
zich weet geborgen in Zijn hand.