Als ik denk aan de hel
voor mijn geliefden die niet geloven
dan weet ik één ding wel:
het blijft mij van mijn rust beroven.

Als ik denk aan eeuw'ge straf
voor mijn geliefden die God niet aanvaarden
dan vraag ik mij één ding af:
hoe kan ik ooit mijn rust bewaren?

Ik kan niet berusten in onheil.
Het is toch Gods eer te na?
Ik pleit om Gods genade terwijl
ik steeds weer op de knieën ga.


Als ik denk aan Gods Woord
'Moet Ik meegaan om u gerust te stellen?'
Dan weet ik dat Hij mijn beden hoort
en kan ik van Zijn liefd' vertellen.

Als ik denk aan Gods trouw
zie ik Zijn heerlijkheid verschijnen
en weet ik weer op Wie ik bouw:
Hij, die alle zonden doet verdwijnen.