Bij mijn lange reis
door het waaiende duister
van de stormende levenszee
verlang ik naar een vaste rots
boven de kokende golven
om stevige steun te hebben

maar ik klem mij vast
aan een kleine sterke zuil
die liggend voort host
wild danst springt en duikt
op het brullende schuim
doch onverstoorbaar koers zet
naar de lage enige ster
aan de pikzwarte einder

dat enkele lichtpuntje
schenkt onblusbare moed
groter dan Satans macht
zendt stemmen door de nacht
zingend van behouden aankomst
in 't Oord van genade
en eeuwige schittering.