Welk mens verlaat niet al zijn schapen,
om te zoeken wat verloren was?
Dat ene schaap, kostbaarder dan zijn kudde
gaat hij achterna, hij versnelt zijn pas.
 
Niet al die negen en negentig schapen
zijn het belangrijkst voor hem.
Hij wil alleen het verlorene vinden,
Hij roept het met zijn zachte stem.
 
Als hij zijn schaapje heeft gevonden,
draagt hij het vol blijdschap naar de stal.
Hij roept zijn vrienden en de buren,
en zegt: Kijk ik vond het in dat diepe dal.
 
Kom, laten we met elkaar feest gaan vieren.
Ik vond mijn dierbaarste schaap terug.
We mogen juichen en jubelen van vreugde.
Kom, wacht niet te lang, kom toch vlug.
 
Want om meer dan al die rechtvaardigen,
is er blijdschap om wat teruggevonden is.
In de hemel zullen de engelen juichen,
om die zondaar die bij God thuis gekomen is.
 
Zo zullen al Gods schapen veilig wonen.
Niet één zal Hij er verloren laten gaan.
Allen zullen ze zijn vreugde mogen smaken.
Wanneer al het verlorene voor zijn troon zal staan.