Ze trof hem aan met zijn ogen dicht
Hoe gaat het vandaag met je, Koos ?
De man met het verweerde gezicht
Kende zij sinds jaar en dag dakloos

Zijn plek verliet hij voor geen goud
Toch had ze hem nog zo gesmeekt
Tegen de avond werd het bitter koud
Ook waren al zijn kleren doorweekt

Ze gaf hem dikwijls haar aandacht
Deze verlaten ziel zo vaak laveloos
Heel af en toe porde ze hem zacht
Hij werd dan zelfs een beetje boos

Ze wist haast niets over zijn leven
Op een dag kreeg hij zijn ontslag
Heeft zich aan drank overgegeven
En betaalde daarvoor nu het gelag

Haar hart kromp ineen van de pijn
Bovenal vervuld van grote deernis
Heer, mogen wij blij voor hem zijn
Dat hij nu eindelijk bij U thuis is ?