Ik waande mij langs gouden stranden,
zag toen de meester zittend in het zand.
Aan 't kalme water met gekruiste handen,
in 't wit gekleed en om zijn hoofd een band,

Veel mensen kwamen naar zijn uitleg horen,
hij gaf zijn antwoorden zo kalm en zacht.
Meester! riep ik, en drong mijzelf naar voren,
zijn wederkomst had ik nog niet verwacht.

Maar meester..., de woorden die u zegt,
glijden door mijn vingers als het zand.
Die zijn mij zo nooit in het hart gelegd,
toen stak de zon mijn ogen plots in brand.

Men stuurde mij terug en stond weer achteraan,
zover, zodat ik niets meer aan hem kon vragen.
Hij ging geheel op in zijn eigen waan,
en kon alleen zichzelf nog maar behagen.

Dat de Verlosser nog moest komen,
wist ik van dat moment af heel beslist.
De zwakte won het even van mijn dromen,
ik dankte God, dat ik me had vergist.
Anton van der Haar