Als beukende vuisten
Het binnenste tart.
Wanneer bittere alsem,
De vrede verwart.
 
Als gesels vol pijn
De ziele doorsnijdt.
Wanneer kwade beweging
De stilte verwijt.
 
Erbarm u, sterke Held!
Vermorzel ’s vijands kop.
Smoor zegenrijk het woest geweld.
 
Bedek, o grote Middelaar,
De zee van ramp, de zondevloed
En reinig mij, in ’t wassend Bloed.