De keuze op Golgotha

Verheven of vernederd, geëerd of beschaamd
waarheid of leugen, ontkend of beaamd.
Gered of verloren, hemel of hel
bitter of zoet, ga weg of vertel.
Liefde of haat, genomen of gebracht
hard of zacht, onbelangrijk of macht.
Egoïsme of omzien, hebben of delen
fijngevoelig of vlak, niemand of velen.
Vrij of gebonden, ziek of gezond.
het eeuwige leven of eeuwig verwond. 
Nooit genoeg of tevreden, honger of gegeten
ziende of blind, onwetend of weten.
Geweigerd of toegang, smerig of schoon
aangerekend of vergeven, kaal of de kroon.
Dood of leven, klaar of een kans
donkere ogen of ogen met glans.
Afsterven of bloeien, straf of beloning
een kind van de duivel of een kind van de Koning.