als wilde rank
ben ik geént
met wortels
diep verankerd
in de Wijnstok
vloeit sap van uw genade
door uw kruisdood
en opstanding ontstaan
vernieuwend door mij heen
vrucht producerend
waar de Wijnbouwer
aantrekkelijk druivensap van perst
met voldoening proevend
als de smaak
van liefde
vreugde
vrede en geduld
van vriendelijkheid
mildheid en trouw
zachtmoedigheid
en zelfbeheersing
aanwezig is
om aan anderen
te worden uitgeschonken

en dagelijks besproeit
de Wijnbouwer zijn hof
met water van de Geest
kan ik telkens opnieuw
drinkend daarvan
vrucht dragen
als ik . . .
onafgebroken in Hem blijf