Een harde klap
op 't harde ijs.
Nog een mep,
een flinke trap!
Ik kwam er niet doorheen!
Slechts spetter-spatter,
splinters ijs;
veel te dik, dat vijver-ijs!
Hard bevroren,
hard als steen.

Hoe moest dat met dat luchtgat?
Een luchtgat voor de vissen,
in het hoekje bij de stoppels,
stoppels van de lissen.
Al mijn zwaar gebeuk
maakte slechts een deuk;
een klein putje in het ijs,
nauwelijks zichtbaar, donkergrijs.

Maar een poosje later,
kwam ik met de ketel,
vol met kokend water.
Goot het in dat putje,
ja... het water welde op
met een vinnig 'blubje'.
Levenslucht voor vissen
aan de oever bij de lissen.

Beter dan geweld
is warmte die smelt.

*****

Soms ligt op een mensenhart
een dikke laag van ijs;
gestolde trots, gekwetstheid,
bittere onwilligheid,
en tegenover God
een grote onverschilligheid.
Het hameren met woorden,
met overredingskracht,
maakt -spetter-spatter- splinters,
de dialoog blijft winters;
het komt er niet doorheen;
en eindigt in een zucht, een klacht:
het ijs is hard, zo hard als steen.

't Woord van God zegt: door Mijn Geest!
Geen geweld, maar door Mijn Geest.

Net zoals dat hete water
al die hardheid smelten deed
zo verwarmt ook Gods Geest,
smeltend, al dat koude leed,
raakt de mensenharten aan
en zo'n mensenhart geneest.
Warme stroom, door God gegeven,
smelt dat ijs van bitterheid,
van eenzame verlorenheid.

Tranen van herstel
wellen op als water.
God, mijn God, maakt alles wel.
Door Zijn liefdevolle Geest
roept Hij tot Zijn hemelfeest.

Lies Land