Een moeilijke weg door ‘t leven.
Een weg, van nemen en geven.
Een weg die je nooit alleen kan gaan.
Waarlangs distels of bloemen staan.
Een weg, van moeizaam verder komen.
Gedachteloos aan de kant staan dromen.
Van ontmoeting met vrienden en vreemden,
met rijken en ontheemden.
Met mensen die spreken je aan,
of die zwijgend langs je gaan.
En -soms- een enkele vreemdeling,
die een eind met je opwaarts ging.
Die sprak van vreemde oorden,
in tal van vriendelijke woorden.
Die sprak over de mensen,
over hun gebreken en wensen.
Een Vreemdeling, Die je niet kende
en Zich vol medeleven tot je wendde.
Een vreemdeling die je hart raakte,
Die een ander mens van je maakte.