Duimend lig je,
kleine jongen,
zonder zorgen
in je bed,
naast je is je
wollen beertje
in een hoekje
neergezet,

hoor je 't wel
mijn kleine kerel,
buiten klinkt
een melodie,
buiten zingt
de late merel
van Gods liefde
om ons heen,

later zul je
het begrijpen,
als je groot
geworden bent
en je in Gods
wijde wereld,
zelf de melodie
herkent.