In een ondeelbaar ogenblik
geleid aan de hand van de Heilige Geest
gebracht tot aan een hoge berg.
Ik val op mijn knieën, een hard gesnik
een verlangen die heel mijn leven is geweest.
Goddelijke kracht vervult mijn been en merg.

Zijn kracht tilt me op, verder dan een arend
haar vleugelen haar naar de hoogten draagt.
Een stad daalt neer bij God vandaan
ongelofelijk wat ik zie, mijn ogen starend
op het Nieuw Jeruzalem, het beeld vervaagt
door de tranen heen van mijn bestaan.

Nieuw Jeruzalem, stad in Gods luister
twaalf poorten bekleed met edelsteen.
Daarop de namen van apostelen van het Lam.
Alles in het licht, het verdwenen duister
voorgoed voorbij, geen geween
die ooit van het mensdom kwam.

Jeruzalem wat ben je goddelijk prachtig!
Ver boven de verwachting van een mens.
Gouden straten, zuiver schitterend als hemels glas.
God zelf met het Lam de Tempel, oppermachtig.
Het licht mooier dan de puurste wens
van een sterveling, die ik was.

Samen met de koningen vol lofbetuigen
alle volken mogen leven in het Licht.
Nacht zal nooit meer zijn.
Iedereen vol aanbidding juichend
als God zijn woning onder de Mmensen sticht
Er vloeit blijdschap als een fontein.

Met stille eerbied werd ik geleid
naar een rivier, met water dat leven geeft
 ze ontsprong bij de grote Troon.
Mijn hart intens vervuld, mijn mond belijdt
Oh ziel, die nu intens beleeft
God de Overwinnaar, het Lam zijn Zoon.

God en het Lam tronen in ons midden, de Heilige Stad
Zijn dienaren zullen Hem vereren
De naam van het lam op hun voorhoofd.
Zo intens heeft God ons liefgehad.
Hij zal eeuwig over ons regeren!
Het nieuw Jeruzalem, ons beloofd.

Hij zei: 'Ik kom spoedig!'