“Laat de kinderen maar komen”, zei de Heer!
En ze zaten rond Zijn voeten samen neer.
En ze klommen op Zijn schoot.
Geen was daarvoor nog te groot.
En Hij sloot ze in Zijn armen zacht en teer!
 
Als je “kind wilt wezen, kom, dichtbij de Heer!
Je verstand, dat speelt je daar geen parten meer.
In Zijn armen is genoeg 
plaats voor ieder, die ’t behoeft!
Als een kind mag je geloven, bij de Heer!
 
Want een wonderbare Vader wil Hij zijn!
Voor de kinderen – zij allen, groot en klein!
Ja, zij erven ’t Koninkrijk.
In Hem zijn zij schat- schatrijk!
Want een wonderbare Vader wil Hij zijn!