'k Kon er bijna niet meer tegen,
'Rommel op mijn levenspad'.
'k Wou mijn paadje schoon gaan vegen,
ik was het volkomen zat.
'k Ben veger toen gaan pakken,
veegde als een idioot.
Maar de moed liet ik snel zakken,
want de puinhoop was te groot.

Ik vroeg hulp aan al mijn maatjes,
maar die waren veel te druk
met hun eigen vuile straatjes.
Ik zat echt volkomen stuk.
En ik moest maar blijven lopen,
want het levenspad moet door.
'k Baand' een weg door vuilnishopen,
ik was droevig, moe en goor.

Maar toch heb ik hulp gekregen
toen ik vroeg: 'Helpt U mij Heer,
om mijn straatje schoon te vegen,
want ik kan alleen niet meer'.
Toen zei Hij: 'Droog eerst je tranen,
weg die veger en dat blik,
'k help je levenspad te banen
wie Mijn hulp vraagt help Ik'.

Nu zie ik de zon weer schijnen
op mijn schone levenspad.
Al het vuil zag ik verdwijnen
't voelde als een warm bad.
Eerst zag ik nergens een gaatje,
nu een prachtig vergezicht.
En aan 't einde van mijn paadje,
zie ik ook een prachtig licht.