God weeft in al Zijn kind'ren
 een wonderschoon tapijt
 en elke draad iets verder
 naar de voltooiing leidt.
 Vaak voor het oog onzichtbaar
 komt een patroon tot stand,
 een schepping van Gods grootheid,
 geweven door Zijn hand. 
 
 Hij wijst de juiste paden
 als ons de moed verlaat
 en weeft daardoor met aandacht
 een teer gekleurde draad.
 Hij laat ons blij getuigen
 bij and'rer smart'lijk leed
 en zo komt elke dag meer
 ons levenskleed gereed. 
 
 Zo wordt het tot een sieraad,
 dat diep in ons ontstaat,
 een groots tapijt dat eeuwig
 met ons ten hemel gaat.
 Dan toont Hij pas de wond'ren
 van 't nooit aanschouwd motief
 en spreekt: "Kind, elke draad zegt:
 Ik heb jou innig lief!"