Mijn bootje schudt. Het piept en kraakt.
De wind loeit om mijn oren.
Maar, er is Één, die bidt en waakt,
geen storm kan Hem ooit storen.
Hij dringt niet op, maar maant tot rust.
Zijn trouw ben ‘k mij ten diepst bewust.
 
Of ik nu varen wil, of niet,
toch moet ik overleven.
Mij is op ‘s levensoceaan
geen andere keus gegeven.
Wij koersen op de toekomst aan:
‘t Is leven, of... verloren gaan.
 
Wie kent de nukken van de zee,
zo wijd, zo peilloos diep?
Zijn golven roofden.... namen mee
al wie in stormen sliep.
Maar, staat de zee ook hol en hoog,
God houdt elk mens Zijn doel voor ‘t oog.
 
Zo dicht bij ‘t einde van de reis.
Hoe kort zal ‘t nog maar duren?
O, mensenkind, wees waarlijk wijs
of wil je zelf nog sturen?
De beste Stuurman biedt zich aan:
in Hem is leven en bestaan.
 
Zo kom je ongedeerd aan land.
Mijn Thuishaven... ligt aan d’ overkant!