Het herfstblad is mijn spiegel,
de spiegel van de nacht,
dat verkreukelt en vergaat,
ondanks zijn mooie kleurenpracht.

De wind voert het steeds verder mee,
het slijt steeds verder af,
tot het geraamte overblijft,
en de weg vindt naar het graf.

De jaargetijden van het leven,
zijn mooi in de herinnering.
Als de muziek van vroeger tijden,
weg ebt naar een nieuw begin.

De grote God heeft dit gepland,
aan Hem geen gramschap meer.
Dat niet een dienstknecht dat vertoont,
aan zijn Schepper, onze Heer.
Anton van der Haar