Al het goud en zilver wat er blinkt.
Brengt geen geluk in het leven.
Het is alleen maar schone schijn.
Het is met valse glans omgeven.
 
Het is slechts schone schijn,
die je op het verkeerde been kan zetten.
De buitenkant lijkt schitterend mooi,
maar verstrikt je in haar gouden netten.
 
Ook het zilver draagt een steentje bij,
en laat het oog al van vreugde blinken.
Het hart lijkt er door aangeraakt,
maar de schone schijn laat je verdrinken.
 
Wie God wil volgen moet breken met die schijn,
en Hem alleen door zijn Geest laten verleiden.
De Heiland ziet alleen het oprechte hart aan,
dat zich door zijn liefde wil laten leiden.
 
Het goud, het zilver, het blinkend genot,
verliest haar glans aan een oppervlakkig leven.
Het is door al die schone schijn,
met armoede doorweven.
 
Leg daarom af al die schone schijn.
Laat je niet door die valse glans verleiden.
Bij God gaat het niet om blinkend goud.
Hij wil dat Hij zich in jou zelf kan verblijden.
 
Kom dan bij Hem en kniel neer bij het kruis.
Dan zal Hij je met hemelse glans omringen.
Het klatergoud verandert in een schitterend licht.
Daarin mag je zijn Majesteit gaan bezingen.