Mijn tong en lippen.
Heere houd ze in bedwang,
want als ze gaan hun eigen gang!!
Wil ze met Uw Geest aanstippen.

Ze kunnen zijn; Zo gemeen.
Ja, als gif van een slang
en vol van aanvalsdrang
en vernietigend als een molensteen!

Zet er voor een wacht,
opdat het niet wordt een doorgang,
van mijn gedachtengang.
Dat ik daarop ben bedacht.

Woorden kunnen snijden.
Diep in een tere ziel, voor heel lang
en wat heeft het voor "levens"belang?
Dat we het dan ook zeer stellig vermijden!

Woorden, vloeken kunnen God zo onteren
en wat is het eigen belang.
Laat het toch worden een zang,
die God de Heere mag eren.

Daartoe hebben we tong en lippen gekregen.
Het moet zijn onze scheppingsdrang,
om te zingen en te spreken, met onderscheidingsdrang.
Is aan Gods eer ons alles gelegen?