Jij bent een verbondskind, zeg je,
een parel in Gods hand,
maar ’s maandags op het schoolplein
schop jij mij aan de kant!
Jij bent een verbondskind, zeg je,
de Here houdt van jou,
maar als je mij niet leuk vindt
sla jij mij bont en blauw!
Jij bent een verbondskind, zeg je,
heel dierbaar in Gods oog,
maar als ik op de grond val
help jij mij niet omhoog!
Ik ben een verbondskind, weet je
en dat geldt ook voor jou.
We mogen beiden leven
van Gods genaad’ en trouw!
(naar aanleiding van een kind dat gepest werd
in onze kerkelijke gemeente)
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.