Al dagenlang: de deur staat open.
Ik wacht op God totdat Hij komt.
Hij is de bron van wachten, hopen
dat aardse hartstocht snel verstomt.

Voorbij gaan dieren, kind’ren, mensen,
verstild, in haast hun eigen weg.
Steeds sterker worden dan mijn wensen
dat ik mij in Zijn handen leg.

Hij komt nu aan, het feest begint,
ik zie Zijn handen nodend open,
ze zeggen mij: ‘je bent bemind.’

Ik leef, gezegend mag ik werken,
nooit zal ik nog verlaten lopen,
Hij laat Zijn liefde daag’lijks merken.