die vorst'lijk voor het venster lag,
u boft maar met zo'n prachtig plaatsje.
Ik wilde dat ik ook iets zag.
Ja, zei de ander, ik zie bomen,
een park, een moeder met haar kind,
een jeugdig paartje dat hartstocht'lijk
en vrolijk deze dag begint.
Zo regen dagen zich tezamen,
de een zag niets dan 'n lange rij,
van zieke mensen, moeizaam lopend,
Het maakte hem beslist niet blij.
Totdat hij op een vroege morgen
het bed van d'ander leeg zag staan.
Ja, zei de zuster, 't is niet anders,
vannacht is hij plots heengegaan.
Toen hij het plaatsje had gekregen,
waar eerst meneer zo vorst'lijk lag,
kon hij slechts 'n blinde muur ontdekken.
't Was alles wat hij buiten zag!
Kijk, zei de zuster, 't is begrijp'lijk,
dat u beslist geen bomen vindt.
Meneer had 'n rijkdom diep van binnen,
ook hij zag niets, want hij was blind!
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.