Hoe vriendelijk is jouw aanschijn,
hoe vriendelijk jouw licht.
Je wijst de weg, de levenslijn,
spiegel van Gods liefelijk gezicht.

Jouw licht schijnt niet in ‘t duister,
schijnt ons hele leven lang.
Vertelt ons de liefde en luister,
nodigt ons uit tot eer, lof en zang.

Jouw licht is niet dodelijk verblindend.
Is zacht, vriendelijk voor ‘t oog.
Is mens en God verbindend,
in ‘t teken van de regenboog.

De warmte, die van jou straalt,
geeft, op aarde, ‘t leven.
Doet dat satans koude poging faalt,
om God naar de troon te streven.

Jouw licht dringt door wolkendek,
weerkaatst in donkere nacht,
in de maan, die ons de indruk wekt,
dat God vriendelijk naar ons lacht.

Licht, dat ons voor dwalen hoedt,
en mijden, het moeras.
Warmte, die ons niet bevriezen doet,
en ons niet doet smelten als was.

Goddelijke liefde en zorg,
in warmte en licht,
voor geluk en leven borg.
Een leven, voor Gods aangezicht.