en mijn ziel zei
met stil verdriet
ik zag je
maar jij mij niet
ik kleedde je zoals je bent
en werd door jou niet herkend

bevrijd ging ik
sloot de poort
zag niet meer
hoe ze werd doorboord

begerig was mijn pad
ik leefde ongebonden
en genoot als dood
voor elke zonde

geld en goed
steen noch been
ik klaagde niet
met de wereld om me heen

tijd verstreek
huid werd vaal en bleek
hart en beurs liepen leeg
alleen de stilte zweeg
en het gemis dat sprak
zocht naar onderdak
om te schuilen
te lachen en te huilen

vergeef me, mijn ziel
ik ben niet meer waard
om jou te heten

en jij zei:
kom , de tafel staat klaar
we zullen samen eten
en ons verbonden weten
met elkaar

inge klumper