welzalig de mens die niet wandelt
in de raad van goddelozen
en die niet met zondaren handelt
noch ook samen gaat met bozen; 
heil voor hem die welgevallen heeft
aan de Wet van onze Heere
en die daarvoor dankt en met God leeft
opdat hij Zijn Wegen lere

deze nu is als een sterke boom
die te rechter tijd vruchten geeft
die geplant is aan een waterstroom
en in ’t aards bestel voor God leeft
niemand zal hem uit Zijn hand rukken,
zijn takken en zijn loof zijn sterk,
de Heere doet het hem gelukken
hier op aarde, en in zijn werk

de goddelozen zal 't anders gaan
die zijn kaf, dat de wind verstrooit,
in ’t gericht kunnen zij niet bestaan:
hun leven hebben zij vergooid;
zij horen niet tot hen die recht doen
en daarom zal hun weg vergaan;
rechtvaardigen van nu, en van toen:
zij zullen vóór God mogen staan

bij Psalm 1