Het kleinste zaadje groeide op
tussen distels en dorens.
De distels en de dorens wilden niet
dat het zaadje bij hen behoorde.
Zij prikten en zij staken
vol dodelijk venijn.
Wat konden ze giftig
en pijnlijk zijn.
Maar wat ze ook deden,
het zaadje groeide door.
Het keek naar de Hemel
en dacht, daar wil ik komen hoor.
En uit de hemel kwam een stem,
Ik wil dat zaadje helpen,
Ik laat het niet door distels, dorens
met hun stekels en vergif overstelpen.
De Heiland was bewogen
en vol van mededogen.
Het kleinste zaadje werd een grote struik,
keek neer op distels en de dorens.
Het dankte God,
in mijn kleinheid en zwakheid
ben ik sterker dan zij,ik vertrouwde op Hem,
en voorgoed mag ik Jezus toebehoren.
Mattheus 13:31
Marcus 4:31
Lucas 13:39
Het mosterd zaadje
- Details
- Geschreven door: Groeneveld, Petra
- Categorie: Bijbeltekstgedichten
- Hits: 2456
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.