daar gingen de broers, nu voor de tweede maal
ze gingen er heen, met ditmaal tien personen
Simeon was in Egypte gebleven
Benjamin was er bij, als jongste der zonen

ze werden in Jozef's huis ten eten gevraagd
en zaten naar volgorde van geboorte
het licht der waarheid was nog niet bij hen gedaagd
ook niet toen ieder daar Jozef's stem hoorde

de volgende dag werden zij teruggehaald
"wist ge niet dat een man als ik 't zou vinden"
Juda vraagt het woord, en hij zegt naar wordt verhaald:
laat Benjamin gaan, wil mij voor hem binden

ik heb mij bij mijn vader als borg gegeven
voor Benjamin, die de zoon van Rachel is
die haar leven bij Efrata heeft gegeven,
anders sterft onze vader aan droefenis

Jozef vraagt aan de anderen om weg te gaan
dan is hij alleen met de elf broers van hem
en zie hem dan daar bij hen in het midden staan:
"ik ben Jozef, hoe is 't met vader", klinkt zijn stem

dan deinzen de broers met grote schrik achteruit
voor wat zij deden twintig jaar geleden
Jozef omhelst hen, en hij spreekt, naar de Schrift luidt:
God heeft mij voor u gebracht in dit heden

om ons allen in het leven te behouden
ga naar vader, zeg hem: zie mijn heerlijkheid
en breng hem hier, samen met alle vertrouwden
God heeft dat zo in eeuwigheid voorbereid

bij: Genesis 44 en 45