Ik zie een hele brede weg, een weg toegankelijk en fijn.
Daar kent men  God noch gebod, maar wel veel verborgen pijn.
Ieder doet waar hij zin in heeft.
En wat geeft het hoe een ander leeft.

En naast die brede weg, zie ik een smal ontoegankelijk pad,
maar aan het einde van dat pad zie ik Jezus, die op mij wacht.
Dan stel ik mijzelf de vraag, waar ga ik voor?
Ga ik worstelend dat ontoegankelijk pad door?

Maar dan zie ik Jezus aan het kruis.
Hij brengt mij veilig naar het Vaderhuis.
Hij droeg al mijn zonden en pijn.
Zodat ik voor God weer rein mag zijn.

Dan bid ik tot God of Hij met mij mee zal gaan,
zodat ik weet welk pad ik moet gaan.

Matth.7: 13 en 14.