daar, in het noorden van het land,
niet ver van het Galilese meer
enigszins aan de rechterkant,
daar ziet de Taborberg op ons neer

op een dag was de Heere daar
met Petrus, Johannes, Jacobus;
zij liepen de berg op, alwaar
plaatshad, wat de Schrift beschrijft, aldus:

Hij werd anders voor hun ogen
Zijn kleding werd zo wit als het licht,
als de zon, in vol vermogen
straalde daar des Heeren aangezicht

toen zij nader naar Hem zagen
waren Mozes en Elia daar;
zij kenden hen, zonder vragen,
hoorden, wat ze spraken met elkaar:

over wat voor Hem God’s weg is
die Hij zou gaan in Jerusalem,
voor ons, voor de behoudenis:
de weg naar Golgotha lag vóór Hem

daar sprak de Heer: Het Is Volbracht
na een bitter en schand’lijk lijden;
Hij heeft Zelf verlossing gebracht
voor toen, voor nu, voor alle tijden

zij zagen een wolk, licht en schoon
aldaar klonk voor hen met kracht God’s stem:
zie, Deze is Mijn Geliefde Zoon
Hij heeft Mijn welbehagen, hoort Hem

de Heere had daar heerlijkheid
op de berg Tabor, in het Noorden;
nadien kwam voor Hem eenzaamheid
zoals wij uit de Schriften hoorden:

op Golgotha was Hij alleen,
Hij deelde onze sterfelijkheid;
Hij ging voor ons door de dood heen,
Onze Heer; met eeuw’ge heerlijkheid

komt Hij, met kracht en majesteit
in der Steden Stad, Jerusalem,
in glorie en in heerlijkheid:
Hij, de Heere Jezus: hoort naar Hem

bij Mattheüs 17: 1-13; Marcus 9: 2-13; Lucas 9: 28-36