Ik was in de geest op de dag des Heeren,
aan de oever van een onstuimige zee,
toen ik achter mij plotseling een stem hoorde klinken
als een bazuin, en die deelde mij mee:

"Ik ben de Alpha en de Omega,
Het Begin en het Einde, Ik was dood maar leef.
Schrijf aan de zeven gemeenten van Azië
in een boek al de woorden die Ik u geef."

Ik keerde mij om naar Degene die sprak,
en zag toen een Zoon des mensen gelijk.
Zijn haar wit als sneeuw, Zijn ogen een vlam,
Hij blonk als de zon en als vuur tegelijk.

Hij wandelde tussen de kandelaren,
met zeven sterren in Zijn rechterhand.
Gekleed met een lang, wit kleed tot Zijn voeten,
die gloeiden als koper dat in de oven brandt.

Toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten.
Maar Hij legde Zijn rechterhand op mij
en sprak: "Vrees niet want Ik ben de Eerste,
ook ben Ik de Laatste en Ik maak vrij.

Ik heb de sleutels van de hel en de dood.
Ik wás dood maar leef nu in eeuwigheid.
Ik laat u zien wat nog zal geschieden
op deze aarde, voor het einde van de tijd."

En ik, Johannes, zag geleid in de geest,
fiolen en schalen vol toorn uitgegoten
op aarde. Ik zag bloed en vuur, hagel en dood,
en het 'wee' over hen, toen de put werd gesloten.

Maar ik zag ook heerlijke, onuitsprekelijke dingen:
een troon, een boekrol, de Leeuw en het Lam,
het nieuwe Jeruzalem waar ontelbaren zingen.
En ik hoorde een stem die uit de hemel kwam:

“De Tabernakel Gods is bij de mensen,
aldaar zal geen nacht zijn, want Hij is hun Zon.”
En ik hoorde de Geest en de Bruid getuigen:
“Amen, ja amen, Heere Jezus, kom.”


Uit de Openbaring aan Johannes, o.a.: 1:10-19 | 5:1-7 | 9:1-2 |16:1-17 | 20:10-15 | 21:1-6 | 22:5 | 22:17-21