De woestijn en het dorre land,
zij zullen zich verblijden;
de steppe zal blij juichen, met
narcissen op haar weiden,
heerlijkheid is haar gegeven
zoals bij de Libanon
met de luister van de Karmel
en de schoonheid van Saron.
 
Zij zullen zien de heerlijkheid
van onze God, de Heere;
weest dan sterk, en vreest niet, want Hij
zal komen, en met ere
zal Hij ons geheel verlossen:
Hij opent blinde ogen
en Hij doet doven weer horen,
Hij troost met alvermogen.
 
Water ontspringt in de woestijn
en zie, daar zijn ook beken,
het gloeiend zand dat daar toen was
is voor een meer geweken;
waar de jakhalzen legerden
en waar zij toen verbleven:
daar zal 't nu riet met biezen zijn
en gras voor dieren geven.
 
Daar zal een gebaande weg zijn,
men zal die heilig noemen;
die weg zal worden betreden
door wie de Heere roemen;
wie daar reist, zal niet verdwalen,
en een leeuw zal daar niet zijn:
een roofdier uit aardse dalen:
is er niet in God's domein.
 
De verlosten wandelen daar,
vrijgekocht door de Heere;
zo zullen zij wederkeren
naar Sion, en met ere
en blij jubelend komen
bij Hem in Salem, God’s Stad;
blijdschap, vreugde, zal bij hen zijn:
eeuwig, naar God beloofd had.
 
bij Jesaja 35.