Blij dat ik goed alleen kan zijn,
’t Komt nu zo fijn van pas;
Ik zal nimmer eenzaam zijn
Omdat ik dat nooit was

‘k Heb nooit van buitenaf gehaald
Wat ik in mezelf kon vinden:
Vermaak, plezier, verwondering,
Dat ligt niet bij mijn vrinden

Niet in de wereld om me heen
maar het zit in mijn hoofd
ik voel me later nooit alleen,
dat heb ik God beloofd.