terwijl ik buiten eet
aanschouw ik met een glimlach
mijn tuinbewoners
tussen de middag
 
mussen vliegen af en aan
eerst nogal schichtig
durven hun dorst te lessen
‘k zie een bontgekleurde
vlinder gracieus gaan
en mijn verbazing is groot
wanneer het daalt
op een korstje brood
en vrolijk wegvliegt
 
even verderop
duikt een merel gewichtig
en hij rommelt
-het blad schommelt
 en wiegt-
tussen de dieprode bessen
 
ze worden gevoed
toch zaaien en maaien ze niet
ze maken zich niet druk
 
dit kleine moment
tenminste als je het ziet
bezorgt (en dus niet bezorgd)
mij een diep geluk
 
terwijl ik weet
het is buitengewoon goed
 
 
(vrij naar Matth. 6: 25-34)